VACATION was approaching. The schoolmaster, always severe, grew severer and more exacting than ever, for he wanted the school to make a good showing on "Examination" day. His rod and his ferule were seldom idle now--at least among the smaller pupils. Only the biggest boys, and young ladies of eighteen and twenty, escaped lashing. Mr. Dobbins' lashings were very vigorous ones, too; for although he carried, under his wig, a perfectly bald and shiny head, he had only reached middle age, and there was no sign of feebleness in his muscle. As the great day approached, all the tyranny that was in him came to the surface; he seemed to take a vindictive pleasure in punishing the least shortcomings. The consequence was, that the smaller boys spent their days in terror and suffering and their nights in plotting revenge. They threw away no opportunity to do the master a mischief. But he kept ahead all the time. The retribution that followed every vengeful success was so sweeping and majestic that the boys always retired from the field badly worsted. At last they conspired together and hit upon a plan that promised a dazzling victory. They swore in the signpainter's boy, told him the scheme, and asked his help. He had his own reasons for being delighted, for the master boarded in his father's family and had given the boy ample cause to hate him. The master's wife would go on a visit to the country in a few days, and there would be nothing to interfere with the plan; the master always prepared himself for great occasions by getting pretty well fuddled, and the signpainter's boy said that when the dominie had reached the proper condition on Examination Evening he would "manage the thing" while he napped in his chair; then he would have him awakened at the right time and hurried away to school.
De vacantie begon te naderen. De altijd strenge schoolmeester werd strenger en veeleischender dan ooit, en scheen het er op gezet te hebben, op den "examendag" met de scholieren te pronken. Zijn roede en plak waren thans zelden werkeloos, ten minste onder de kleinere leerlingen. De grootste jongens en de dames van zestien en zeventien jaren hadden het geluk de roede ontwassen te zijn. De zweepslagen van meester Dobbins waren voorwaar niet kinderachtig, want ofschoon hij onder zijn pruik een geheel kaal en glimmend hoofd verborg, bezaten zijne spieren nog haar volle kracht. Naarmate de groote dag naderde scheen al wat er van den dwingeland in hem was, naar boven te komen, en 't was alsof hij er een wreed behagen in schepte, de scholieren voor de geringste tekortkomingen te straffen. Het gevolg daarvan was, dat de kleineren onder zijne leerlingen overdag zwoegden onder angst en smart en bij nacht zonnen op wraak. Zij lieten dan ook geene gelegenheid om den meester een poets te spelen, ongebruikt voorbijgaan. Ongelukkig was hij voortdurend op zijn hoede. De vergelding, die op elke zegepraal hunner wraakzucht volgde, was zoo vreeselijk, dat de knapen doorgaans met blauwe plekken op het lijf het veld ruimden. Eindelijk werd er een plan beraamd, dat eene schitterende overwinning beloofde. De verversjongen werd in het komplot opgenomen, met hunne ontwerpen bekend gemaakt en zijne hulp ingeroepen. Die verversjongen had zijn eigen redenen om tot het verbond toe te treden, want de meester woonde op kamers bij zijn vader en had den knaap reden te over gegeven om hem te haten. De vrouw van den meester zou een paar dagen uit de stad gaan en er bestond dus geen vrees, dat van dien kant een spaak in 't wiel zou gestoken worden. De meester had de gewoonte om zich voor de examens en andere groote plechtigheden voor te bereiden, door zich een een roes aan te drinken, en de verversjongen beloofde, dat, wanneer de onderwijzer op den avond van het examen weer boven zijn bier was en in zijn stoel lag te dommelen, hij "het dingetje wel klaar zou spelen." Hij zou hem dan zoo laat mogelijk wakker maken, omdat hij alleen maar tijd zou hebben om in vliegende vaart naar school te ijlen.
In the fulness of time the interesting occasion arrived. At eight in the evening the schoolhouse was brilliantly lighted, and adorned with wreaths and festoons of foliage and flowers. The master sat throned in his great chair upon a raised platform, with his blackboard behind him. He was looking tolerably mellow. Three rows of benches on each side and six rows in front of him were occupied by the dignitaries of the town and by the parents of the pupils. To his left, back of the rows of citizens, was a spacious temporary platform upon which were seated the scholars who were to take part in the exercises of the evening; rows of small boys, washed and dressed to an intolerable state of discomfort; rows of gawky big boys; snowbanks of girls and young ladies clad in lawn and muslin and conspicuously conscious of their bare arms, their grandmothers' ancient trinkets, their bits of pink and blue ribbon and the flowers in their hair. All the rest of the house was filled with non-participating scholars.
Toen de volheid der tijden gekomen was, greep het belangwekkende feit plaats. Om acht uren in den avond was het schoollokaal schitterend verlicht en met kransen en festoenen van bloemen en loofwerk versierd. De soezerige, halfdronken meester troonde in zijn leuningstoel, op eene opzettelijk daartoe vervaardigde verhevenheid, met het schrijfbord achter zich. Drie rijen met zitbanken en zes rijen in het front waren bezet door de waardigheidsbekleders van het stadje en de ouders der leerlingen. Links van den meester, achter de zitplaatsen der burgerij, was een hoog getimmerte gemaakt, waarop de in hun beste pak gekleede knaapjes gezeten waren, die proeven van hunne bedrevenheid zouden afleggen. Achter dezen zaten eenige rijen magere, opgeschoten jongens. Daarop volgden de hooge banken met meisjes en jonge dames in katoen en neteldoek, die zich blijkbaar heel voornaam gevoelden met hare bloote armen, haar grootmoeders ouderwetsche kostbaarheden, haar rose en blauwe strikken en haar bloemen in het haar. Verder was het lokaal opgevuld met toeschouwers en scholieren.
The exercises began. A very little boy stood up and sheepishly recited, "You'd scarce expect one of my age to speak in public on the stage," etc.--accompanying himself with the painfully exact and spasmodic gestures which a machine might have used--supposing the machine to be a trifle out of order. But he got through safely, though cruelly scared, and got a fine round of applause when he made his manufactured bow and retired.
De oefeningen begonnen. Een heel klein jongetje stond op en bracht doodverlegen de van buiten geleerde woorden uit:
"Mijne hoorders,
"Gij hadt zeker niet verwacht iemand van mijn leeftijd het spreekgestoelte te zien beklimmen, om in het openbaar het woord te voeren, enz.". En de knaap deed zijne woorden vergezeld gaan van overdreven juiste en krampachtige bewegingen, die aan een machine deden denken, die van de wijs is. Hij bracht het er, ofschoon in duizend angsten, heelhuids af en werd verbazend toegejuicht, toen hij zijne gekunstelde buiging maakte en het tooneel verliet.
A little shamefaced girl lisped, "Mary had a little lamb," etc., performed a compassion-inspiring curtsy, got her meed of applause, and sat down flushed and happy.
Een klein bedeesd meisje lispelde het versje: "Marietje had een lammetje, enz.," maakte eene medelijdenswekkende dienares, kreeg haar voegzaam deel toejuichingen en ging blozend en voldaan weer zitten.
Tom Sawyer stepped forward with conceited confidence and soared into the unquenchable and indestructible "Give me liberty or give me death" speech, with fine fury and frantic gesticulation, and broke down in the middle of it. A ghastly stage-fright seized him, his legs quaked under him and he was like to choke. True, he had the manifest sympathy of the house but he had the house's silence, too, which was even worse than its sympathy. The master frowned, and this completed the disaster. Tom struggled awhile and then retired, utterly defeated. There was a weak attempt at applause, but it died early.
Tom Sawyer trad voorwaarts met gemaakt zelfvertrouwen en wond zich met prachtig nagebootste en allerzotste gebaren op tot het onsterfelijke: "Geef mij de vrijheid, of geef mij den dood!"--doch werd in het midden door een akelige tooneelvrees bevangen. Zijne knieën knikten en hij dreigde in zijne woorden te stikken. Wel is waar wekte hij zichtbaar het medelijden en de sympathie van de toehoorders, maar zij hielden zich doodstil, en dat zwijgen van het publiek was erger dan medegevoel. Tot overmaat van smart fronste de meester zijne wenkbrauwen. Tom spande nogmaals alle krachten in, doch zag zich verplicht verslagen af te treden. Voor een oogenblik kwam er eene zwakke poging om te applaudisseeren, doch zij werd in hare wording gesmoord.
"The Boy Stood on the Burning Deck" followed; also "The Assyrian Came Down," and other declamatory gems. Then there were reading exercises, and a spelling fight. The meagre Latin class recited with honor. The prime feature of the evening was in order, now--original "compositions" by the young ladies. Each in her turn stepped forward to the edge of the platform, cleared her throat, held up her manuscript (tied with dainty ribbon), and proceeded to read, with labored attention to "expression" and punctuation. The themes were the same that had been illuminated upon similar occasions by their mothers before them, their grandmothers, and doubtless all their ancestors in the female line clear back to the Crusades. "Friendship" was one; "Memories of Other Days"; "Religion in History"; "Dream Land"; "The Advantages of Culture"; "Forms of Political Government Compared and Contrasted"; "Melancholy"; "Filial Love"; "Heart Longings," etc., etc.
Daarop volgde: "De knaap stond op het brandende dek;" toen: "De Assyriërs zakten den stroom af;" en andere juweeltjes voor de declamatiekunst. Toen had men de leesoefeningen en een kampstrijd in het spellen. De schraal bezette klasse der Latinisten bracht het er met haar voordracht schitterend af. Het eerste bedrijf was naar behooren afgeloopen en nu volgde de "zelfgemaakte" opstellen van de jonge dames, die elk op hare beurt op de verhevenheid stapten, kuchten, haar handschrift, dat met een keurig lintje was vastgemaakt, in de hand hielden en begonnen te lezen. De onderwerpen waren dezelfde, waarmede bij dergelijke gelegenheden hare moeders, hare grootmoeders en ongetwijfeld al de voorouders in de vrouwelijke linie geschitterd hadden. Daar was er een over de "Vriendschap," en verder; "Herinnering aan vroegere dagen," "Godsdienst in de geschiedenis," "Het land der droomen," "De voordeelen der beschaving;" "Het verschil en de overeenkomst van de onderscheidene staatsvormen," "Droefgeestigheid," "Kinderliefde," "Hartstochten," enz. enz.
A prevalent feature in these compositions was a nursed and petted melancholy; another was a wasteful and opulent gush of "fine language"; another was a tendency to lug in by the ears particularly prized words and phrases until they were worn entirely out; and a peculiarity that conspicuously marked and marred them was the inveterate and intolerable sermon that wagged its crippled tail at the end of each and every one of them. No matter what the subject might be, a brainracking effort was made to squirm it into some aspect or other that the moral and religious mind could contemplate with edification. The glaring insincerity of these sermons was not sufficient to compass the banishment of the fashion from the schools, and it is not sufficient today; it never will be sufficient while the world stands, perhaps. There is no school in all our land where the young ladies do not feel obliged to close their compositions with a sermon; and you will find that the sermon of the most frivolous and the least religious girl in the school is always the longest and the most relentlessly pious. But enough of this. Homely truth is unpalatable.
Een hoofdgebrek van al deze opstellen was eene zorgvuldig gekweekte droefgeestigheid en een kwistige overvloed van mooie woorden. In sommigen was een merkbare neiging om modewoorden er met de haren bij te sleepen, zoo dikwijls zelfs, dat zij geheel afgezaagd werden. En dan was er eene bijzonderheid, welke ze alle kenmerkte en bedierf,--namelijk de onuitstaanbare zedepreek, die zijn gebrekkelijken staart aan het eind van elk opstel deed kwispelen. Welk ook het onderwerp mocht wezen, er werd altijd een hersens folterende poging gedaan om er op de een of andere wijze iets in te lasschen waarop het zedelijk en godsdienstig gemoed met stichting kon nederzien. Niettegenstaande de ergerlijke onoprechtheid, die het publiek uit dergelijke zedepreken tegenblonk, werden zij niet afgeschaft. En zij zijn dat nog niet en zullen het waarschijnlijk nooit worden, zoolang de wereld zal bestaan. Er is geen school in gansch Amerika, waar de jonge dames zich niet verplicht gevoelen hare opstellen met een preek te eindigen; en het zijn doorgaans de lichtzinnigste en minst godsdienstige meisjes, die de mooiste preken maken. Maar genoeg hiervan. De waarheid wil niet altijd gezegd zijn. Laat ons daarom tot het examen terugkeeren.
Let us return to the "Examination." The first composition that was read was one entitled "Is this, then, Life?" Perhaps the reader can endure an extract from it:
Het eerste opstel, dat voorgelezen werd, droeg tot opschrift: "Is dit nu het leven?" De lezer zal mij wel willen vergunnen er een uittreksel van mede te deelen. Het luidde ongeveer aldus:
"In the common walks of life, with what delightful emotions does the youthful mind look forward to some anticipated scene of festivity! Imagination is busy sketching rose-tinted pictures of joy. In fancy, the voluptuous votary of fashion sees herself amid the festive throng, 'the observed of all observers.' Her graceful form, arrayed in snowy robes, is whirling through the mazes of the joyous dance; her eye is brightest, her step is lightest in the gay assembly.
"Met welk een verrukking ziet gewoonlijk het jeugdig gemoed niet uit naar een hem wachtend feest! De verbeelding toovert rooskleurige tafereelen van genot. Daar ziet de aanbidster van wereldsche genoegens zich reeds te midden der feestvierende menigte als 'de bewonderde door al de bewonderaars.' Haar bevallige gestalte, in een sneeuwwit kleed gehuld, zweeft rond in den doolhof van den vroolijken dans; haar oog is schitterender, haar tred lichter dan die van de gansche lustige schare.
"In such delicious fancies time quickly glides by, and the welcome hour arrives for her entrance into the Elysian world, of which she has had such bright dreams. How fairy-like does everything appear to her enchanted vision! Each new scene is more charming than the last. But after a while she finds that beneath this goodly exterior, all is vanity, the flattery which once charmed her soul, now grates harshly upon her ear; the ballroom has lost its charms; and with wasted health and imbittered heart, she turns away with the conviction that earthly pleasures cannot satisfy the longings of the soul!"
"Onder zulke heerlijke droomen glijdt de tijd spoedig voort en weldra is de gelukkige ure daar, waarop zij de Elyseesche velden betreden zal, van welke zij zoo verrukkelijk had gedroomd. Hoe tooverachtig schoon vertoont zich alles aan hare ontvlamde verbeelding! Elk nieuw tooneel wint aan bekoring. Maar na eene wijle ervaart zij, dat onder dat schoon vernis niets dan ijdelheid schuilt. De vleitaal, welke eens haar hart streelde, klinkt haar schril in het oor; de balzaal heeft hare aantrekkelijkheid voor haar verloren en met een verwoeste gezondheid en een verbitterd hart trekt zij zich uit de wereld terug, de overtuiging met zich voerende, dat aardsch genot de ziel, die naar hoogere dingen streeft, niet bevredigen kan."
And so forth and so on. There was a buzz of gratification from time to time during the reading, accompanied by whispered ejaculations of "How sweet!" "How eloquent!" "So true!" etc., and after the thing had closed with a peculiarly afflicting sermon the applause was enthusiastic.
En zoo ging het voort. Van tijd tot deed zich onder het lezen een gegons van bijvalsbetuigingen hooren, vergezeld van fluisterende uitroepen, als: "Hoe lief! Hoe welsprekend! Hoe waar!" enz. enz. En toen het stuk met een ijselijk sombere preek eindigde, volgde er een uitbundige toejuiching.
Then arose a slim, melancholy girl, whose face had the "interesting" paleness that comes of pills and indigestion, and read a "poem." Two stanzas of it will do:
Vervolgens stond een tenger, droefgeestig meisje op, dat zich door de belangwekkende bleekheid onderscheidde, welke het gevolg is van pillen en indigestie, en droeg een gedicht voor, waarvan ik u twee coupletten zal mededeelen:
"A MISSOURI MAIDEN'S FAREWELL TO ALABAMA
"Alabama, goodbye! I love thee well! But yet for a while do I leave thee now! Sad, yes, sad thoughts of thee my heart doth swell, And burning recollections throng my brow! For I have wandered through thy flowery woods; Have roamed and read near Tallapoosa's stream; Have listened to Tallassee's warring floods, And wooed on Coosa's side Aurora's beam.
Alabama, vaarwel! Och 'k min U zoo teer!
Toch ga 'k voor een poos van U scheiden!
Maar het denken aan U doet mij 't harte zoo zeer,
Mijn ziel blijft bij U steeds verbeiden.
Uw lommerrijke wouden heb 'k dikwijls doorkruist;
'k Heb gedoold langs Uw liefelijke stroomen;
Gehoord hoe uw water bij stormwinden bruist
En bewonderend Aurora zien komen.
"Yet shame I not to bear an o'erfull heart, Nor blush to turn behind my tearful eyes; 'Tis from no stranger land I now must part, 'Tis to no strangers left I yield these sighs. Welcome and home were mine within this State, Whose vales I leave--whose spires fade fast from me And cold must be mine eyes, and heart, and tete, When, dear Alabama! they turn cold on thee!" There were very few there who knew what "tete" meant, but the poem was very satisfactory, nevertheless.
De tranen die 'k schrei, o! ik schaam ze mij niet,
Geen blos dekt mijne vochtige wangen;
Niet vreemd is mij 't land, dat mijn aandoening ziet,
't Is een vriend waar mijn ziel aan blijft hangen.
Een meer hartelijke ontvangst vond ik nergens, o neen!
Dan bij U, wien 'k mijn land wel mag heeten;
En mijn hoofd en mijn hart moest wel koud zijn als steen,
Alabama, als het U kon vergeten!"
Er waren er slechts zeer weinigen, die wisten wat het woord "Aurora" beteekende, doch het gedicht viel niettemin zeer in den smaak.
Next appeared a dark-complexioned, black-eyed, black-haired young lady, who paused an impressive moment, assumed a tragic expression, and began to read in a measured, solemn tone:
Daarop verscheen een jonge dame met een donkere gelaatskleur, donkere oogen en donker haar, die een indrukwekkend oogenblik pauseerde, haar best deed om haar gelaat eene tragische uitdrukking te geven en toen op afgemeten toon begon:
"A VISION
"Dark and tempestuous was night. Around the throne on high not a single star quivered; but the deep intonations of the heavy thunder constantly vibrated upon the ear; whilst the terrific lightning revelled in angry mood through the cloudy chambers of heaven, seeming to scorn the power exerted over its terror by the illustrious Franklin! Even the boisterous winds unanimously came forth from their mystic homes, and blustered about as if to enhance by their aid the wildness of the scene.
"Zwart en stormachtig was de nacht. Om den hemeltroon flikkerde een enkele ster, doch zware donderslagen trilden aanhoudend door het zwerk, terwijl de vreeselijke bliksem gramstorig door de onbewolkte hemelzalen dartelde, alsof hij de macht bespotte, welke de beroemde Franklin zich over zijne verschrikkingen had aangematigd! Zelfs de onstuimige winden kwamen eendrachtig uit hunne geheimzinnige woonplaatsen te voorschijn en bulderden in het rond, begeerig naar 't scheen, om de woestheid van het tooneel door hunne hulp te verhoogen.
"At such a time, so dark, so dreary, for human sympathy my very spirit sighed; but instead thereof,
"Op zulk een tijdstip, zoo duister, zoo droevig, zuchtte mijn hart naar menschelijk medegevoel,--maar in plaats daarvan,
"'My dearest friend, my counsellor, my comforter and guide--My joy in grief, my second bliss in joy,' came to my side. She moved like one of those bright beings pictured in the sunny walks of fancy's Eden by the romantic and young, a queen of beauty unadorned save by her own transcendent loveliness. So soft was her step, it failed to make even a sound, and but for the magical thrill imparted by her genial touch, as other unobtrusive beauties, she would have glided away unperceived--unsought. A strange sadness rested upon her features, like icy tears upon the robe of December, as she pointed to the contending elements without, and bade me contemplate the two beings presented."
Mijn dierbaarste vriendin, mijn gids en mijn geleide, Mijn vreugde bij mijn smart, stondt ge eensklaps aan mijn zijde! "Zij bewoog zich voort als een van die liefelijke wezens, welke de romantische jeugd zich op de zonnige paden van het Eden der verbeelding, voor den geest toovert,--een koningin der schoonheid, zonder versierselen, maar getooid met hare alles overtreffende bekoorlijkheid. Haar tred was zoo licht, dat het oor hare nadering niet vernam, en indien hare bezielde aanraking niet eene magische trilling had doen ontstaan, zou zij ongemerkt, ongezocht voorbijgegleden zijn. Een zonderlinge droefheid zetelde op hare gelaatstrekken, als ijzige tranen op Decembers winterkleed, toen zij naar de strijdende elementen daar buiten wees en mij verzocht de beide wezens, die daar werden voorgesteld, te aanschouwen."
This nightmare occupied some ten pages of manuscript and wound up with a sermon so destructive of all hope to non-Presbyterians that it took the first prize. This composition was considered to be the very finest effort of the evening. The mayor of the village, in delivering the prize to the author of it, made a warm speech in which he said that it was by far the most "eloquent" thing he had ever listened to, and that Daniel Webster himself might well be proud of it.
Deze nachtmerrie omvatte tien bladzijden schrifts en sloot met een preek, wanhopig akelig voor de Anti-Presbyterianen, doch die den eersten prijs behaalde en als de schoonste proeve van den avond werd beschouwd. De burgemeester van St. Petersburg hield onder het overreiken van den prijs aan haar, die hem behaald had, eene schitterende redevoering, in welke hij betuigde, dat dit de welsprekendste rede was, die zijne ooren ooit gehoord hadden en dat Daniel Webster zelfs er trotsch op had kunnen zijn.
It may be remarked, in passing, that the number of compositions in which the word "beauteous" was over-fondled, and human experience referred to as "life's page," was up to the usual average.
In het voorbijgaan moet gezegd worden, dat de opstellen, welke overvloeiden van het woord "heerlijk" als ook van de vergelijking "menschelijke ondervinding," met "een bladzijde uit het leven," het gemiddeld aantal overtrof.
Now the master, mellow almost to the verge of geniality, put his chair aside, turned his back to the audience, and began to draw a map of America on the blackboard, to exercise the geography class upon. But he made a sad business of it with his unsteady hand, and a smothered titter rippled over the house. He knew what the matter was, and set himself to right it. He sponged out lines and remade them; but he only distorted them more than ever, and the tittering was more pronounced. He threw his entire attention upon his work, now, as if determined not to be put down by the mirth. He felt that all eyes were fastened upon him; he imagined he was succeeding, and yet the tittering continued; it even manifestly increased. And well it might. There was a garret above, pierced with a scuttle over his head; and down through this scuttle came a cat, suspended around the haunches by a string; she had a rag tied about her head and jaws to keep her from mewing; as she slowly descended she curved upward and clawed at the string, she swung downward and clawed at the intangible air. The tittering rose higher and higher--the cat was within six inches of the absorbed teacher's head--down, down, a little lower, and she grabbed his wig with her desperate claws, clung to it, and was snatched up into the garret in an instant with her trophy still in her possession! And how the light did blaze abroad from the master's bald pate--for the signpainter's boy had gilded it!
Thans schoof de meester, opgewonden tot aan luidruchtigheid toe, zijn stoel op zijde, ging met den rug naar het publiek staan en begon zijne aardrijkskundige lessen door op het bord eene kaart van Amerika te teekenen. Doch hij maakte met zijne onvaste hand een figuur--en er werd een onderdrukt gelach in de school gehoord. Hij wist wat er aan haperde en deed zijn best om de fout te herstellen, veegde enkele lijnen met de spons uit en maakte weder nieuwe. Helaas! zij werden hoe langer hoe slechter en het gegiegel werd luider. Hij wijdde zijn gansche aandacht aan het werk, alsof hij besloten had zich niet door het publiek uit het veld te laten slaan. Hij voelde, dat aller oogen op hem gevestigd waren, en verbeeldde zich dat het beter ging. En toch hield het gegiegel aan, ja, het vermeerderde blijkbaar. En daartoe was wel reden. Boven zijn hoofd was een vliering met een luik, en uit dat luik, kwam een kat te voorschijn, welke men een touw om de achterpooten gehecht had. Die kat had een doekje om den kop en de kaken gebonden, on haar het miauwen te beletten. Terwijl zij langzaam naar beneden sukkelde, kromde zij zich naar alle kanten, sloeg hare klauwen om het touw, schommelde vervolgens naar de laagte en krabde tegen de ontastbare lucht. Het gegiegel werd erger en erger: de kat was omstreeks zes duim van des soezerigen meesters hoofd. Nog een weinig later en zij greep met hare klauwen wanhopig naar des meesters pruik, klemde zich daaraan vast en werd een oogenblik later weder tot de vliering opgetrokken, met haar zegeteeken tusschen de pooten. En welk een lichtgloed verspreidde zich toen van des meesters hoofd. Immers de verversjongen had dat lichaamsdeel met verguldsel besmeerd.
That broke up the meeting. The boys were avenged. Vacation had come.
Met dit tooneel werd de vergadering gesloten. De jongens waren gewroken en de vacantie was begonnen.
NOTE:--The pretended "compositions" quoted in this chapter are taken without alteration from a volume entitled "Prose and Poetry, by a Western Lady"--but they are exactly and precisely after the schoolgirl pattern, and hence are much happier than any mere imitations could be.