The Adventures of Tom Sawyer

De lotgevallen van Tom Sawyer

   CHAPTER VI

   HOOFDSTUK VI.

   MONDAY morning found Tom Sawyer miserable. Monday morning always found him so--because it began another week's slow suffering in school. He generally began that day with wishing he had had no intervening holiday, it made the going into captivity and fetters again so much more odious.

   De maandagmorgen vond Tom diep ellendig. Dat deed elke maandagmorgen, omdat dan weder het slepend lijden van zes dagen schoolgaan volgde. Gewoonlijk begon hij dien dag met den wensch, dat er toch geene tusschenbeide komende vacantiedagen mochten zijn, daar deze den gang naar de boeien en de slavernij nog hatelijker maakten.

   Tom lay thinking. Presently it occurred to him that he wished he was sick; then he could stay home from school. Here was a vague possibility. He canvassed his system. No ailment was found, and he investigated again. This time he thought he could detect colicky symptoms, and he began to encourage them with considerable hope. But they soon grew feeble, and presently died wholly away. He reflected further. Suddenly he discovered something. One of his upper front teeth was loose. This was lucky; he was about to begin to groan, as a "starter," as he called it, when it occurred to him that if he came into court with that argument, his aunt would pull it out, and that would hurt. So he thought he would hold the tooth in reserve for the present, and seek further. Nothing offered for some little time, and then he remembered hearing the doctor tell about a certain thing that laid up a patient for two or three weeks and threatened to make him lose a finger. So the boy eagerly drew his sore toe from under the sheet and held it up for inspection. But now he did not know the necessary symptoms. However, it seemed well worth while to chance it, so he fell to groaning with considerable spirit.

   Tom lag te denken, en het verlangen kwam bij hem op dat hij ziek mocht worden, opdat hij tehuis kon blijven. Zou dat onmogelijk zijn? Hij voelde overal of er ook een plekje zeer deed, maar alles was gezond. Toch meende hij verschijnselen van buikpijn te ontdekken en dadelijk werden alle zeilen bijgezet on die ongesteldheid te bevorderen. Maar helaas! zij verminderde ras en verdween allengs geheel en al. Hij pijnsde verder. Een van de boventanden zat los. Dat was een buitenkansje. Juist wilde hij uit al zijn macht gaan kreunen, toen het hem in de gedachten schoot, dat, wanneer hij met die smart voor den dag kwam tante den tand zou uittrekken en dat pijn zou doen. Daarna besloot hij voor het tegenwoordige den tand als noodschot te bewaren en verder te zoeken. Eerst deed zich niets op, doch daar herinnerde hij zich, den dokter te hebben hooren spreken over eene ziekte, waarbij een patiënt twee of drie weken te bed moest liggen en die somtijds eindigde met iets wat hij het koudvuur genoemd had. Toms groote teen had hem zeer gedaan; misschien kon dat wat geven. Gretig trok hij dien dan ook onder de dekens uit en hield hem in de hoogte, on hem te onderzoeken. Ofschoon hij de verschijnselen van de kwaal niet kende, dacht hij dat het toch wel de moeite waard was het eens te wagen en begon bitter te steunen.

   But Sid slept on unconscious.

   Maar Sid sliep door.

   Tom groaned louder, and fancied that he began to feel pain in the toe.

   Tom steunde harder en verbeelde zich, dat hij werkelijk pijn begon te gevoelen.

   No result from Sid.

   Sid bleef onbeweeglijk liggen.

   Tom was panting with his exertions by this time. He took a rest and then swelled himself up and fetched a succession of admirable groans.

   Tom ging met de uiterste inspanning aan het beven en trillen. Hij hield zijn adem in, blies zich op en bracht eene reeks van uitmuntend nagebootste zuchten voor den dag.

   Sid snored on.

   Sid snorkte door.

   Tom was aggravated. He said, "Sid, Sid!" and shook him. This course worked well, and Tom began to groan again. Sid yawned, stretched, then brought himself up on his elbow with a snort, and began to stare at Tom. Tom went on groaning. Sid said:

   Tom was ten einde raad. Ten laatste riep hij uit: "Sid, Sid!" en schudde zijn stiefbroeder uit alle macht. Dit hielp en Tom hervatte zijn steunen. Sid gaapte, rekte zich uit, verhief zich snorkend op zijn elleboog en begon Tom aan te staren. Tom steunde al door, totdat Sid riep:

   "Tom! Say, Tom!" [No response.] "Here, Tom! TOM! What is the matter, Tom?" And he shook him and looked in his face anxiously.

   "Tom! zeg eens.... Tom!"

    Geen antwoord.

    "Och Tom! Tom! wat scheelt er aan, Tom?" En hij greep hem bij den arm en zag hem angstig aan.

   Tom moaned out:

   Tom jammerde:

   "Oh, don't, Sid. Don't joggle me."

   "O Sid, houd op, schud me niet zoo hard!"

   "Why, what's the matter, Tom? I must call auntie."

   "Zeg, wat scheelt er aan, Tom? Ik zal tante roepen."

   "No--never mind. It'll be over by and by, maybe. Don't call anybody."

   "O, neen! Doe dat niet!"

   "But I must! Don't groan so, Tom, it's awful. How long you been this way?"

   "Jawel! Ach, steun zoo niet, Tom! 't Is zoo vreeselijk. Hoe lang heb je al zoo gelegen?"

   "Hours. Ouch! Oh, don't stir so, Sid, you'll kill me."

   "Al uren. Ai, o! maak niet zoo'n beweging, Sid; je zult me vermoorden."

   "Tom, why didn't you wake me sooner? Oh, Tom, don't! It makes my flesh crawl to hear you. Tom, what is the matter?"

   "Tom, waarom heb je me niet eer geroepen? O, Tom, houd op. Ik kan het niet meer aanhooren, Tom, wat scheelt er aan?"

   "I forgive you everything, Sid. [Groan.] Everything you've ever done to me. When I'm gone--"

   "Ik vergeef je alles, Sid, (gesteun).... alles wat je ooit tegen me misdreven hebt. Als ik zal heen...."

   "Oh, Tom, you ain't dying, are you? Don't, Tom--oh, don't. Maybe--"

   "O, Tom, gij gaat toch niet sterven, niet waar? Och, doe het niet, Tom. Misschien...."

   "I forgive everybody, Sid. [Groan.] Tell 'em so, Sid. And Sid, you give my window-sash and my cat with one eye to that new girl that's come to town, and tell her--"

   "Ik vergeef iedereen, Sid, (gesteun). Zeg hun dat Sid. En, Sid, geef het raamkozijn en mijn kat aan het nieuwe meisje, dat hier is komen wonen en zeg haar...."

   But Sid had snatched his clothes and gone. Tom was suffering in reality, now, so handsomely was his imagination working, and so his groans had gathered quite a genuine tone.

   Maar Sid had zijne kleeren al aangeschoten en was de kamer uit. Tom had nu wezenlijk pijn, dusdadig had hij zijne verbeelding laten werken en zoo was het geluid van zijn gekerm der waarheid nabij gekomen.

   Sid flew downstairs and said:

   Sid ijlde de trappen af en zeide:

   "Oh, Aunt Polly, come! Tom's dying!"

   "O Tante Polly, Tom gaat sterven."

   "Dying!"

   "Sterven?"

   "Yes'm. Don't wait--come quick!"

   "Ja, wacht niet; kom gauw mede."

   "Rubbage! I don't believe it!"

   "Onzin! Ik geloof er niets van."

   But she fled upstairs, nevertheless, with Sid and Mary at her heels. And her face grew white, too, and her lip trembled. When she reached the bedside she gasped out:

   Desniettemin vloog zij doodsbleek en met bevende lippen de trappen op en Sid en Marie achter haar aan. Toen zij voor het ledikant stond, bracht zij met moeite uit:

   "You, Tom! Tom, what's the matter with you?"

   "Tom, wat scheelt er aan?"

   "Oh, auntie, I'm--"

   "O, lieve tante, ik...."

   "What's the matter with you--what is the matter with you, child?"

   "Wat scheelt er aan? Wat heb je, kind?"

   "Oh, auntie, my sore toe's mortified!"

   "O, lieve Tante, ik heb het koudvuur in mijn zieken teen."

   The old lady sank down into a chair and laughed a little, then cried a little, then did both together. This restored her and she said:

   De oude dame viel in een stoel neder, begon te lachen, toen te schreien, eindelijk beide te gelijk. Dat bracht haar tot zichzelve en zij zeide:

   "Tom, what a turn you did give me. Now you shut up that nonsense and climb out of this."

   "O, Tom, wat een poets heb je me gebakken! Wil je eens gauw met die malligheid ophouden en je bed uitstappen!"

   The groans ceased and the pain vanished from the toe. The boy felt a little foolish, and he said:

   Het gekreun hield op en de pijn verdween. De knaap was een weinig met zijn figuur verlegen en zeide:

   "Aunt Polly, it seemed mortified, and it hurt so I never minded my tooth at all."

   "Tante Polly, het was een gevoel van koudvuur en het deed zoo'n pijn, dat ik zelfs mijn lossen tand vergat."

   "Your tooth, indeed! What's the matter with your tooth?"

   "Je tand, kind? Wat scheelde er aan je tand?"

   "One of them's loose, and it aches perfectly awful."

   "Er is er een los en die doet mij vreeselijk zeer."

   "There, there, now, don't begin that groaning again. Open your mouth. Well--your tooth is loose, but you're not going to die about that. Mary, get me a silk thread, and a chunk of fire out of the kitchen."

   "Nu, begin maar niet weer te kreunen. Doe je mond eens open. Ha, de tand is los, maar daar zul je niet aan sterven. Marie, haal een zijden draad uit mijn werkdoos."

   Tom said:

   "Oh, please, auntie, don't pull it out. It don't hurt any more. I wish I may never stir if it does. Please don't, auntie. I don't want to stay home from school."

   "O tantelief, trek hem als 't u belieft niet uit. Hij doet mij niets geen zeer meer. Och, als 't u belieft, doe het niet, tantelief! Ik zal heusch naar school gaan!"

   "Oh, you don't, don't you? So all this row was because you thought you'd get to stay home from school and go a-fishing? Tom, Tom, I love you so, and you seem to try every way you can to break my old heart with your outrageousness." By this time the dental instruments were ready. The old lady made one end of the silk thread fast to Tom's tooth with a loop and tied the other to the bedpost. Then she seized the chunk of fire and suddenly thrust it almost into the boy's face. The tooth hung dangling by the bedpost, now.

   "Zoo, naar school gaan! Dus was al dat lawaai in de hoop van thuis te blijven en te gaan visschen! Tom, Tom, ik houd zooveel van je en je schijnt op alle manieren te beproeven of je mijn oud hart ook door je schandelijke ondeugendheid kunt breken."

    Onderwijl was het trekinstrument binnengebracht. De oude dame maakte het eene eind van den zijden draad aan Toms lossen tand vast en bond het aan den beddenpost. Toen sloeg zij er hard midden op en in een oogenblik hing de tand aan het ledikant te bungelen.

   But all trials bring their compensations. As Tom wended to school after breakfast, he was the envy of every boy he met because the gap in his upper row of teeth enabled him to expectorate in a new and admirable way. He gathered quite a following of lads interested in the exhibition; and one that had cut his finger and had been a centre of fascination and homage up to this time, now found himself suddenly without an adherent, and shorn of his glory. His heart was heavy, and he said with a disdain which he did not feel that it wasn't anything to spit like Tom Sawyer; but another boy said, "Sour grapes!" and he wandered away a dismantled hero.

   Alle rampen brengen hunne lichtzijde mede. Toen Tom na het ontbijt naar school ging, werd hij door alle jongens benijd om de holte in zijn bovenste rij tanden, die hem in staat stelde op een nieuwe en wonderlijke wijs te spuwen. Weldra had hij een stoet jongens on zich heen, en een van hen, die zich in den vinger gesneden had en tot dit oogenblik het mikpunt van bewondering en huldebetoon geweest was, had geen enkelen aanhanger meer en voelde dat hij zijn roem had overleefd. Hij was diep gekrenkt en zeide op verachtelijken toon, dat er geen kunst aan was om te spuwen als Tom Sawyer. Maar een andere jongen riep iets van druiven die zuur waren en hij liep mismoedig heen.

   Shortly Tom came upon the juvenile pariah of the village, Huckleberry Finn, son of the town drunkard. Huckleberry was cordially hated and dreaded by all the mothers of the town, because he was idle and lawless and vulgar and bad--and because all their children admired him so, and delighted in his forbidden society, and wished they dared to be like him. Tom was like the rest of the respectable boys, in that he envied Huckleberry his gaudy outcast condition, and was under strict orders not to play with him. So he played with him every time he got a chance. Huckleberry was always dressed in the cast-off clothes of full-grown men, and they were in perennial bloom and fluttering with rags. His hat was a vast ruin with a wide crescent lopped out of its brim; his coat, when he wore one, hung nearly to his heels and had the rearward buttons far down the back; but one suspender supported his trousers; the seat of the trousers bagged low and contained nothing, the fringed legs dragged in the dirt when not rolled up.

   Kort daarop kwam Tom den jeugdigen paria van het stadje, Huckleberry Finn, den zoon van den stadsdronkaard, tegen. Huckleberry werd met hart en ziel door al de moeders van de plaats gehaat, omdat hij zoo lui en morzig was--en voornamelijk omdat hunne kinderen hem zoo bewonderden en er behagen in schepten, heimelijk het verbod van met hem om te gaan, te overtreden en van harte wenschten den moed te hebben te zijn zooals hij. Tom benijdde Huck evenals alle andere ordentelijke jongens, maar had den bepaalden last om niet met hem te spelen. Daarom juist deed hij dat telkens, wanneer de gelegenheid zich voordeed. Huckleberry droeg altijd de afgedragen pakken van volwassenen en deze hingen doorgaans van scheuren en lappen aan elkaar. Zijn hoofd was meestal gedekt met een ingedrukten hoed, welks rand er als een halve maan bijfladderde. Zijn jas, wanneer hij er een droeg, hing hem bijkans op de hielen en de achterknoopen zaten menigmaal een eind onder zijn rug. Zijn broek werd door één bretel opgehouden en het kruis van dat kleedingstuk zat dikwijls ter hoogte van zijn kuiten. Zijn gerafelde kousen sleepten, als zij niet omgerold waren, bijna altijd in de modder.

   Huckleberry came and went, at his own free will. He slept on doorsteps in fine weather and in empty hogsheads in wet; he did not have to go to school or to church, or call any being master or obey anybody; he could go fishing or swimming when and where he chose, and stay as long as it suited him; nobody forbade him to fight; he could sit up as late as he pleased; he was always the first boy that went barefoot in the spring and the last to resume leather in the fall; he never had to wash, nor put on clean clothes; he could swear wonderfully. In a word, everything that goes to make life precious that boy had. So thought every harassed, hampered, respectable boy in St. Petersburg.

   Huckleberry deed wat hij verkoos. Bij mooi weer sliep hij op de stoepen, bij slecht weer in leege vaten. Hij behoefde school noch kerk te bezoeken, niemand meester te noemen en geen mensch te gehoorzamen. Hij mocht gaan visschen en zwemmen, wanneer en waar hij verkoos en zoolang uitblijven als hem goeddacht. Niemand verbood hem ooit om te vechten, hij kon zoo laat opblijven als het hem behaagde, en hij was altijd de eerste die in het voorjaar op bloote voeten liep, en de laatste die ze in het najaar in leder stak. Hij mocht naar hartelust vloeken. Hij behoefte zich nooit te wasschen en nooit schoone kleeren aan te trekken. In één woord, hij mocht alles doen en laten wat het jongensleven aangenaam maakt. Zoo dachten ten minste al de gedrilde, aan banden gelegde, fatsoenlijke jongens van St. Petersburg.

   Tom hailed the romantic outcast:

   Tom hield den romantischen verschoppeling staande met den uitroep:

   "Hello, Huckleberry!"

   "Hola, Huckleberry, wat heb je daar?"

   "Hello yourself, and see how you like it."

   "What's that you got?"

   "Dead cat."

   "Een doode kat."

   "Lemme see him, Huck. My, he's pretty stiff. Where'd you get him?"

   "Laat kijken, Huck. Zij is goed stijf. Waar heb je die vandaan gehaald?"

   "Bought him off'n a boy."

   "Geruild van een jongen."

   "What did you give?"

   "Wat heb je er voor gegeven?"

   "I give a blue ticket and a bladder that I got at the slaughter-house."

   "Een blauw kaartje en een blaas, die ik in het slachthuis gekregen had."

   "Where'd you get the blue ticket?"

   "Hoe kwam je aan dat blauwe kaartje?"

   "Bought it off'n Ben Rogers two weeks ago for a hoop-stick."

   "Voor veertien dagen van Ben Rogers gekocht voor een hoepelstok."

   "Say--what is dead cats good for, Huck?"

   "Zeg eens; waar zijne doode katten eigenlijk goed voor?"

   "Good for? Cure warts with."

   "Goed voor? Om wratten weg te maken."

   "No! Is that so? I know something that's better."

   "Wat? Wezen? Ik weet iets, wat nog beter is."

   "I bet you don't. What is it?"

   "Wedden dat je het niet weet? Wat is het dan?"

   "Why, spunk-water."

   "Wel, water uit vermolmd hout."

   "Spunk-water! I wouldn't give a dern for spunk-water."

   "Water uit vermolmd hout! Ik geef geen cent on water uit vermolmd hout!"

   "You wouldn't, wouldn't you? D'you ever try it?"

   "Niet? Heb je het dan nooit geprobeerd?"

   "No, I hain't. But Bob Tanner did."

   "Neen, ik niet, maar Bob Tanner wel."

   "Who told you so!"

   "Wie heeft je dat gezegd?"

   "Why, he told Jeff Thatcher, and Jeff told Johnny Baker, and Johnny told Jim Hollis, and Jim told Ben Rogers, and Ben told a nigger, and the nigger told me. There now!"

   "Wel, hij zei het aan Jeff Hatcher en Jeff aan John Baker en John Baker aan Jim Hollis en Jim Hollis aan Ben Rogers en Ben Rogers aan een neger en de neger aan mij. Wat heb je nou nog te zeggen?"

   "Well, what of it? They'll all lie. Leastways all but the nigger. I don't know him. But I never see a nigger that wouldn't lie. Shucks! Now you tell me how Bob Tanner done it, Huck."

   "Wat ik te zeggen heb? Dat ze 't allemaal liegen. Van allen weet ik het zeker, behalve van den neger, want dien ken ik niet. Maar ik heb nog nooit een neger gezien, die niet loog. Nu, vertel mij dan eens, hoe Bob Tanner het gedaan heeft?"

   "Why, he took and dipped his hand in a rotten stump where the rain-water was."

   "Wel, hij stak zijn hand in een hollen boom, waarin regenwater was."

   "In the daytime?"

   "Over dag."

   "Certainly."

   "Zeker."

   "With his face to the stump?"

   "Met zijn gezicht naar den boomstam gekeerd?"

   "Yes. Least I reckon so."

   "Ja, dat denk ik ten minste wel."

   "Did he say anything?"

   "Zeide hij er niets bij?"

   "I don't reckon he did. I don't know."

   "Dat geloof ik niet,--maar ik weet het niet zeker."

   "Aha! Talk about trying to cure warts with spunk-water such a blame fool way as that! Why, that ain't a-going to do any good. You got to go all by yourself, to the middle of the woods, where you know there's a spunk-water stump, and just as it's midnight you back up against the stump and jam your hand in and say:

   "Och wat,--loop been! Wie neemt op zoo'n bespottelijke manier wratten weg! Je moet het heel anders doen. Je gaat zelf naar het bosch toe, waar je weet dat een holle boom staat met water er in, en tegen middernacht ga je met je rug naar- en met je hand in de holte staan en zegt:

   'Barley-corn, barley-corn, injun-meal shorts, Spunk-water, spunk-water, swaller these warts,'

   "Gerstekorrel, gerstekorrel, breng meel in 't vat, Molm-water, molm-water, verteer de wrat,"

   and then walk away quick, eleven steps, with your eyes shut, and then turn around three times and walk home without speaking to anybody. Because if you speak the charm's busted."

   En dan ga je gauw elf passen achteruit, en dan keer je je driemaal om en je gaat naar huis zonder een woord tegen iemand spreken. Want als je spreekt is de betoovering voorbij.

   "Well, that sounds like a good way; but that ain't the way Bob Tanner done."

   "Nu dat klinkt mooi, maar zoo heeft Bob Tanner het niet gedaan."

   "No, sir, you can bet he didn't, becuz he's the wartiest boy in this town; and he wouldn't have a wart on him if he'd knowed how to work spunk-water. I've took off thousands of warts off of my hands that way, Huck. I play with frogs so much that I've always got considerable many warts. Sometimes I take 'em off with a bean."

   "Neen, man, je kunt er gerust op zijn, dat hij 't zoo niet heeft gedaan, omdat niemand in de stad zoo vol wratten zit als hij; en hij zou geen enkele wrat hebben als hij wist hoe je met water uit vermolmd hout werken moet. Ik heb op die manier wel duizend wratten van mijn handen doen verdwijnen. Ik speel zooveel met kikkers, dat ik altijd een hoop wratten krijg. Soms maak ik ze weg met een groote boon."

   "Yes, bean's good. I've done that."

   "Ja, eene groote boon is goed. Dat heb ik ook wel gedaan."

   "Have you? What's your way?"

   "Zoo? Hoe moet het dan gedaan worden?"

   "You take and split the bean, and cut the wart so as to get some blood, and then you put the blood on one piece of the bean and take and dig a hole and bury it 'bout midnight at the crossroads in the dark of the moon, and then you burn up the rest of the bean. You see that piece that's got the blood on it will keep drawing and drawing, trying to fetch the other piece to it, and so that helps the blood to draw the wart, and pretty soon off she comes."

   "Je neemt een boon en splijt die en dan maak je een snede in de wrat, dat er een beetje bloed uitkomt, en dan leg je dat bloed op een stukje van de boon, en dan graaf je een gat in den grond en daarin leg je 't stukje in den nacht bij maneschijn, op een kruisweg, en dan verbrand je de rest van de boon. En dan gaat het stuk boon, dat het bloed ingezogen heeft, aan het trekken en trekken, on het andere stuk meester te worden, en dan helpt het bloed de wrat en deze valt spoedig af."

   "Yes, that's it, Huck--that's it; though when you're burying it if you say 'Down bean; off wart; come no more to bother me!' it's better. That's the way Joe Harper does, and he's been nearly to Coonville and most everywheres. But say--how do you cure 'em with dead cats?"

   "Ja, dat is waar, hoewel je er onder het begraven bij moet voegen: 'Weg, boon, weg, wrat, kom me niet meer plagen.' Zoo doet Joe Harper het ten minste. Maar hoe genees jij ze met doode katten?"

   "Why, you take your cat and go and get in the grave-yard 'long about midnight when somebody that was wicked has been buried; and when it's midnight a devil will come, or maybe two or three, but you can't see 'em, you can only hear something like the wind, or maybe hear 'em talk; and when they're taking that feller away, you heave your cat after 'em and say, 'Devil follow corpse, cat follow devil, warts follow cat, I'm done with ye!' That'll fetch any wart."

   "Wel, je neemt je kat en gaat tegen middernacht naar het kerkhof, naar een plaats, waar een slecht mensch begraven ligt. Precies om twaalf uur komt er een duivel, misschien wel twee of drie: en die nemen dat slechte mensch mee. Maar die duivels kun je niet zien. Je hoort ook niets dan een geluid als van den wind, hetgeen beduidt dat ze met elkaar praten. En als de duivel dien slechten man heeft meegepakt, moet je de kat in de lucht zwaaien en zeggen:

    "Duivel, volg het lijk; kat, volg den duivel; wrat, volg de kat; ik wil niets meer met je te doen hebben." Dat neemt elke wrat weg."

   "Sounds right. D'you ever try it, Huck?"

   "Het klinkt mooi, maar heb je het wel eens geprobeerd, Huck?"

   "No, but old Mother Hopkins told me."

   "Ik niet, maar moeder Hopkins heeft het mij gezegd."

   "Well, I reckon it's so, then. Becuz they say she's a witch."

   "Dan zal het wel waar zijn, want ze zeggen, dat ze een tooverkol is."

   "Say! Why, Tom, I know she is. She witched pap. Pap says so his own self. He come along one day, and he see she was a-witching him, so he took up a rock, and if she hadn't dodged, he'd a got her. Well, that very night he rolled off'n a shed wher' he was a layin drunk, and broke his arm."

   "Zeggen? Wel, Tom, ik weet, dat zij er een is. Ze heeft Pap betooverd. Pap heeft het me zelf verteld. Op een dag kwam hij haar tegen, en hij bemerkte, dat ze hem betooverde. Toen nam hij een steen, en als zij niet uit den weg was gegaan, had hij haar doodgegooid. Nu, dien eigen nacht rolde hij van een vliering, waarop hij dronken lag te slapen naar beneden, en brak zijn arm."

   "Why, that's awful. How did he know she was a-witching him?"

   "Hè, dat is verschrikkelijk. Hoe weet hij, dat zij hem betooverde?"

   "Lord, pap can tell, easy. Pap says when they keep looking at you right stiddy, they're a-witching you. Specially if they mumble. Becuz when they mumble they're saying the Lord's Prayer backards."

   "Hemel, dat moet Pap je zelf vertellen. Pap zegt: als ze je stijf aankijken, dan betooveren ze je, vooral als ze mummelen, omdat ze dan het 'Onze Vader' 't achterste voor opzeggen."

   "Say, Hucky, when you going to try the cat?"

   "Zeg eens, Huck, wanneer ga jij het met de doode kat probeeren?"

   "To-night. I reckon they'll come after old Hoss Williams to-night."

   "Van nacht. Ik geloof, dat de duivels den ouden Hol Williams van nacht komen halen."

   "But they buried him Saturday. Didn't they get him Saturday night?"

   "Maar hij is Zaterdag al begraven, Huck. Hebben zij hem dan Zaterdag niet weggehaald?"

   "Why, how you talk! How could their charms work till midnight?--and then it's Sunday. Devils don't slosh around much of a Sunday, I don't reckon."

   "Wat dacht je?--Op Zondag?--De duivels loopen 's Zondags niet rond, zou je denken."

   "I never thought of that. That's so. Lemme go with you?"

   "Dat wist ik niet. Laat mij meegaan."

   "Of course--if you ain't afeard."

   "Goed,--als je niet bang bent."

   "Afeard! 'Tain't likely. Will you meow?"

   "Bang!--Nou nog mooier. Zul je om elf uur tegen het raam miauwen?"

   "Yes--and you meow back, if you get a chance. Last time, you kep' me a-meowing around till old Hays went to throwing rocks at me and says 'Dern that cat!' and so I hove a brick through his window--but don't you tell."

   "Ja, en dan moet jij terug-miauwen en niet doen zooals den laatsten keer. Toen heb ik voor dat raam staan schreeuwen, tot dat de nachtwacht me met een steen gooide en riep: 'Dat is voor jou, ouwe kat!' Natuurlijk smeet ik toen een kei door zijn raam, maar dat mag je niet vertellen."

   "I won't. I couldn't meow that night, becuz auntie was watching me, but I'll meow this time. Say--what's that?"

   "Neen. Dien nacht kon ik het niet doen, omdat tante me stond te bespieden; maar ik zal dezen keer miauwen. Zeg eens, Huck, wat heb je daar?"

   "Nothing but a tick."

   "Niets dan een schallebijter."

   "Where'd you get him?"

   "Waar heb je dien vandaan gehaald."

   "Out in the woods."

   "Uit het bosch."

   "What'll you take for him?"

   "Waarvoor geef je hem?"

   "I don't know. I don't want to sell him."

   "Ik weet het niet. Ik heb geen plan on hem te verkoopen."

   "All right. It's a mighty small tick, anyway."

   "Ook al goed. 't Is in alle geval een erg klein beestje."

   "Oh, anybody can run a tick down that don't belong to them. I'm satisfied with it. It's a good enough tick for me."

   "O 't is gemakkelijk aanmerkingen op een schallebijter te maken, die je niet toebehoort. Ik ben er mede tevreden; hij is groot genoeg voor mij."

   "Sho, there's ticks a plenty. I could have a thousand of 'em if I wanted to."

   "O, er zijn schallebijters genoeg. Ik kan er wel duizend krijgen, als ik wil."

   "Well, why don't you? Becuz you know mighty well you can't. This is a pretty early tick, I reckon. It's the first one I've seen this year."

   "Wel, waarom vang je ze dan niet? Omdat je verduiveld goed weet, dat je niet kunt. Dit is een bijzonder vroege schallebijter: het is de eerste, dien ik dit jaar gezien heb."

   "Say, Huck--I'll give you my tooth for him."

   "Zeg eens, Huck, ik zal er je mijn tand voor geven."

   "Less see it."

   "Laat dien eens kijken."

   Tom got out a bit of paper and carefully unrolled it. Huckleberry viewed it wistfully. The temptation was very strong. At last he said:

   Tom haalde een stukje papier voor den dag en ontrolde dat voorzichtig, en Huckleberry onderzocht den tand nauwkeurig. De verleiding was zeer sterk. Eindelijk zeide hij:

   "Is it genuwyne?"

   "Is hij echt?"

   Tom lifted his lip and showed the vacancy.

   Tom toonde de open plek in zijn mond.

   "Well, all right," said Huckleberry, "it's a trade."

   "Akkoord," zeide Huckleberry, "de koop is gesloten."

   Tom enclosed the tick in the percussion-cap box that had lately been the pinchbug's prison, and the boys separated, each feeling wealthier than before.

   Tom sloot den schallebijter in de percussiedoos, waarin onlangs de tor gevangengezeten had en de knapen namen afscheid van elkaar, beiden gelukkig in het bezit van een nieuwen schat.

   When Tom reached the little isolated frame school-house, he strode in briskly, with the manner of one who had come with all honest speed. He hung his hat on a peg and flung himself into his seat with business-like alacrity. The master, throned on high in his great splint-bottom arm-chair, was dozing, lulled by the drowsy hum of study. The interruption roused him.

   Tom bereikte het kleine eenzame schoolgebouw, waar hij met veel lawaai binnenstapte, hing zijn hoed aan een kapstok en ijlde naar zijne plaats. De meester, door het gebrom van 't lessen leeren slaperig geworden, was op zijn hoogen matten stoel ingesluimerd. Doch hij werd door de stoornis gewekt en riep uit:

   "Thomas Sawyer!"

   "Thomas Sawyer!"

   Tom knew that when his name was pronounced in full, it meant trouble.

   Tom wist, dat, wanneer zijn naam voluit genoemd werd, er onweer aan de lucht was.

   "Sir!"

   "Mijnheer."

   "Come up here. Now, sir, why are you late again, as usual?"

   "Kom hier bij mij staan. Zeg mij eens: waarom zijt ge weer zoo laat?"

   Tom was about to take refuge in a lie, when he saw two long tails of yellow hair hanging down a back that he recognized by the electric sympathy of love; and by that form was the only vacant place on the girls' side of the school-house. He instantly said:

   Tom was op het punt zijne toevlucht tot een leugen te nemen, toen hij langs een paar fijne schoudertjes, twee lange blonde vlechten zag hangen, die hij dadelijk herkende als toebehoorende aan Becky Thatcher en naast die vlechten was de eenige ledige plaats aan de meisjeskant. Oogenblikkelijk zei hij:

   "I stopped to talk with Huckleberry Finn!"

   "Ik heb met Huckleberry Finn staan praten!"

   The master's pulse stood still, and he stared helplessly. The buzz of study ceased. The pupils wondered if this foolhardy boy had lost his mind. The master said:

   De pols van den meester stond stil en hij zelf staarde verbijsterd in het rond. Het gebrom van 't leeren hield op en de leerlingen dachten, dat de overmoedige jongen krankzinnig was geworden. De meester zeide:

   "You--you did what?"

   "Gij--gij deedt--wat?"

   "Stopped to talk with Huckleberry Finn."

   "Praten met Huckleberry Finn."

   There was no mistaking the words.

   Hij had niet misverstaan.

   "Thomas Sawyer, this is the most astounding confession I have ever listened to. No mere ferule will answer for this offence. Take off your jacket."

   "Thomas Sawyer, dit is de meest vermetele bekentenis die ooit mijne ooren vernamen. Dat kan met de roede alleen niet afgedaan worden. Trek uw buis uit."

   The master's arm performed until it was tired and the stock of switches notably diminished. Then the order followed:

   Des meesters arm deed zijn plicht, totdat hij niet meer kon en de bundel teenen, waaruit de roede bestond, aanmerkelijk verminderd was. Daarop werd het bevel uitgevaardigd:

   "Now, sir, go and sit with the girls! And let this be a warning to you."

   "Ga nu bij de meisjes zitten! En laat dit u een waarschuwing zijn."

   The titter that rippled around the room appeared to abash the boy, but in reality that result was caused rather more by his worshipful awe of his unknown idol and the dread pleasure that lay in his high good fortune. He sat down upon the end of the pine bench and the girl hitched herself away from him with a toss of her head. Nudges and winks and whispers traversed the room, but Tom sat still, with his arms upon the long, low desk before him, and seemed to study his book.

   Het gegiegel, dat in het vertrek vernomen werd, scheen den jongen verlegen te maken, doch in werkelijkheid verbijsterde hem de aanmoediging van zijn blonden afgod en het met smart vermengd genoegen, dat hij aan zijn gelukkig gesternte te danken had. Hij ging op den hoek van de bank zitten, en het meisje kroop zoo ver mogelijk van hem af. Hierop volgde een gestoot, gewenk en gefluister, waaraan Tom zich echter niet stoorde.

   By and by attention ceased from him, and the accustomed school murmur rose upon the dull air once more. Presently the boy began to steal furtive glances at the girl. She observed it, "made a mouth" at him and gave him the back of her head for the space of a minute. When she cautiously faced around again, a peach lay before her. She thrust it away. Tom gently put it back. She thrust it away again, but with less animosity. Tom patiently returned it to its place. Then she let it remain. Tom scrawled on his slate, "Please take it--I got more." The girl glanced at the words, but made no sign. Now the boy began to draw something on the slate, hiding his work with his left hand. For a time the girl refused to notice; but her human curiosity presently began to manifest itself by hardly perceptible signs. The boy worked on, apparently unconscious. The girl made a sort of non-committal attempt to see, but the boy did not betray that he was aware of it. At last she gave in and hesitatingly whispered:

   Integendeel hij bleef stil zitten, met de armen op den langen, lagen lessenaar? en scheen in zijn boek verdiept te zijn. Gaandeweg werd de aandacht van hem afgeleid en de duffe atmosfeer werd weder van het gewone schoolgegons vervuld. Nu en dan begon de knaap tersluiks blikken op het meisje te werpen. Zij bemerkte het, zette een nuffig gezichtje tegen hem op, en liet hem een minuut lang haar rug zien. Toen zij voorzichtig nog eens omkeek lag er een perzik voor haar. Deze werd weggeduwd. Tom legde de vrucht zachtjes weder voor haar; zij werd nogmaals weggeduwd, maar dezen keer op minder heftige wijze. Tom legde geduldig de perzik ten derden male voor het meisje en de vrucht bleef liggen. Toen krabbelde hij op de lei: "Neem haar, als het u blieft; ik heb er meer."

    Het meisje keek naar die woorden, doch hield zich stil. Daarna begon de knaap iets op de lei te teekenen en bedekte zijn werk met de linkerhand. Een tijdlang deed het meisje alsof zij er niet op lette; maar hare vrouwelijke nieuwsgierigheid begon zich door nauw merkbare teekenen te verraden. De jongen werkte door, schijnbaar zonder er acht op te slaan. Het meisje trachtte te zien wat hij er op zette, maar de jongen hield zich alsof hij er niets van bemerkte. Eindelijk zwichtte zij en fluisterde aarzelend:

   "Let me see it."

   "Laat mij eens kijken."

   Tom partly uncovered a dismal caricature of a house with two gable ends to it and a corkscrew of smoke issuing from the chimney. Then the girl's interest began to fasten itself upon the work and she forgot everything else. When it was finished, she gazed a moment, then whispered:

   Tom liet een gedeelte zien van een caricatuur van een huis, met een dubbelen gevel en een wolk van rook, die in den vorm van een kurketrekker uit den schoorsteen opsteeg. Dit was voldoende voor het meisje om haar gansche belangstelling aan het werk te schenken en zij vergat alles on zich heen. Toen het af was, keek zij Tom een oogenblik aan en fluisterde:

   "It's nice--make a man."

   "Het is mooi!--Teeken nu een mannetje."

   The artist erected a man in the front yard, that resembled a derrick. He could have stepped over the house; but the girl was not hypercritical; she was satisfied with the monster, and whispered:

   De kunstenaar deed een man op den voorgrond verrijzen, die sprekend op een toppenant geleek, welke over het huis zou hebben kunnen heenstappen, maar het meisje was niet kieschkeurig. Zij was tevreden met het monster en fluisterde:

   "It's a beautiful man--now make me coming along."

   "Het is een mooie man; teeken mij er nu naast."

   Tom drew an hour-glass with a full moon and straw limbs to it and armed the spreading fingers with a portentous fan. The girl said:

   Tom schetste een zandlooper, met een gezicht als een volle maan en een lichaam zoo dun als een stroohalm, en wapende de uitgespreide vingers met een verbazend grooten waaier. Het meisje zeide:

   "It's ever so nice--I wish I could draw."

   "'t Is prachtig.--Ik wou, dat ik ook kon teekenen."

   "It's easy," whispered Tom, "I'll learn you."

   "Het is niet moeielijk," fluisterde Tom. "Ik zal 't je leeren."

   "Oh, will you? When?"

   "O, als je blieft.--Wanneer?"

   "At noon. Do you go home to dinner?"

   "Van middag. Ga je om twaalf uur naar huis om te eten?"

   "I'll stay if you will."

   "Ik kan ook wel hier blijven, als je dat wilt."

   "Good--that's a whack. What's your name?"

   "Goed; dat zal prettig zijn. Hoe heet je?"

   "Becky Thatcher. What's yours? Oh, I know. It's Thomas Sawyer."

   "Becky Thatcher."

    "En jij?--O, ik weet het, jij heet Thomas Sawyer."

   "That's the name they lick me by. I'm Tom when I'm good. You call me Tom, will you?"

   "Dat is de naam, waarmee ik slaag krijg. Ik heet Tom, als ik goed oppas. Jij zult me Tom noemen, niet waar?"

   "Yes."

   "Ja."

   Now Tom began to scrawl something on the slate, hiding the words from the girl. But she was not backward this time. She begged to see. Tom said:

   Daarop begon Tom iets op de lei te krabben, dat hij voor het meisje verborg. Doch zij was er nu vlugger bij en verzocht Tom het te mogen zien.

   "Oh, it ain't anything."

   "Och, het is niets."

   "Yes it is."

   "Jawel."

   "No it ain't. You don't want to see."

   "Neen, het is niets; je behoeft het niet te zien."

   "Yes I do, indeed I do. Please let me."

   "Jawel, ik moet het zien. Och toe, als je blieft."

   "You'll tell."

   "Ja, maar zul je het niet over vertellen?"

   "No I won't--deed and deed and double deed won't."

   "Neen, zeker niet. Op mijn woord van eer niet."

   "You won't tell anybody at all? Ever, as long as you live?"

   "Zul je het niemand vertellen, zoolang als je leeft?"

   "No, I won't ever tell anybody. Now let me."

   "Neen, ik zal het niemand vertellen. Laat me nou kijken."

   "Oh, you don't want to see!"

   "Och, je moogt het niet zien."

   "Now that you treat me so, I will see." And she put her small hand upon his and a little scuffle ensued, Tom pretending to resist in earnest but letting his hand slip by degrees till these words were revealed: "I love you."

   "Nu je me zóó behandelt, wil ik het zien, Tom,"--en zij legde haar handje vlak op het zijne, waarop eene kleine schermutseling ontstond. Tom deed alsof hij in ernst weerstand bood, maar liet zijne hand van lieverlede glippen, totdat deze woorden openbaar werden: "Ik heb u lief."

   "Oh, you bad thing!" And she hit his hand a smart rap, but reddened and looked pleased, nevertheless.

   "O, ondeugende jongen." En zij gaf hem een lief, klein klapje op de hand, bloosde en keek toch verheugd.

   Just at this juncture the boy felt a slow, fateful grip closing on his ear, and a steady lifting impulse. In that wise he was borne across the house and deposited in his own seat, under a peppering fire of giggles from the whole school. Then the master stood over him during a few awful moments, and finally moved away to his throne without saying a word. But although Tom's ear tingled, his heart was jubilant.

   Op datzelfde oogenblik voelde de knaap zich door iemand langzaam bij de ooren pakken en met kracht ophijschen. In die houding werd hij door het lokaal gedragen en, onder de brandende pijn van het gemeesmuil der geheele school, op zijn eigen plaats neergezet. Toen bleef de meester gedurende een paar vreeselijke minuten vóór hem staan, en verhuisde eindelijk weder zonder een woord te spreken naar zijn troon. En Tom, ofschoon zijn ooren suisden, juichte in zijn hart.

   As the school quieted down Tom made an honest effort to study, but the turmoil within him was too great. In turn he took his place in the reading class and made a botch of it; then in the geography class and turned lakes into mountains, mountains into rivers, and rivers into continents, till chaos was come again; then in the spelling class, and got "turned down," by a succession of mere baby words, till he brought up at the foot and yielded up the pewter medal which he had worn with ostentation for months.

   Toen de school tot rust was gekomen, deed Tom eene oprechte poging om te leeren, maar de verwarring in zijn hoofd was te groot. Op zijn beurt nam hij deel aan de leesles en brabbelde verschrikkelijk; daarna aan de aardrijkskundige les en maakte van meren bergen, van bergen rivieren en van rivieren landen, totdat de aarde weer een chaos geworden was; eindelijk ook aan de spel-les, maar daarvan kon hij niets maken en zóó verspeelde hij zijn onderscheidingsteeken, dat hij met zooveel trots maanden lang had gedragen.