De avonturen van Alice

ALENKA V ŘÍŠI DIVŮ

   II

   2

   Het meer van tranen

   JEZERO SLZ

   HOE raarder en raarder!’ riep Alice (ze was zo in de war dat ze niet eens meer behoorlijk Nederlands kon spreken) ‘nu ga ik uit elkaar als de grootste verrekijker van de wereld! Dag voeten!’ (want toen zij naar beneden keek, waren die zo ver weg, dat zij ze amper kon zien) ‘O, mijn arme voetjes! wie moet jullie nu je schoenen en kousen aantrekken? Ik geloof vast niet dat ik dat nog kan doen! Ik ben veel te ver weg om me nog met jullie te bemoeien! Jullie moet nu maar zien hoe je je redt.’ - ‘Maar ik moet een beetje aardig tegen ze zijn,’ dacht Alice, ‘want anders willen ze misschien niet eens meer dezelfde kant uitlopen als ik. Weet je wat, ik zal ze met Kerstmis altijd een paar nieuwe schoenen geven.’

   "Divoucnější a divoucnější!" zvolala Alenka (byla tak překvapena, že na okamžik zapomněla správně česky); "teďse vytahuji jako největší dalekohled, který kdo kdy viděl! Sbohem, nohy!" (Neboťkdyž se podívala dolůna své nohy, zdály se jí skoro unikat z dohledu, tak se jí vzdalovaly od hlavy.) "Ómé ubohé nohy, kdopak vám teďbude natahovat punčochy a obouvat boty, drahouškové? Já už jistěnebudu moci! Budu od vás příliš daleko, abych se o vás mohla starat; tak si to budete musit zařídit, jak nejlépe dovedete. "Ale musím na ně, být hodná," pomyslila si, "nebo by možná nechtěly chodit kam bych chtěla. Počkejme: každé Vánoce jim dám nový pár botek."

   En zij begon dit plan te overdenken. ‘Die moeten met de bode gebracht worden,’ dacht ze, ‘en wat zal het leuk zijn om een cadeautje te sturen aan je eigen voeten. En wat zullen de adressen er gek uitzien:

   A začala uvažovat, jak by to zařídila. "Budou muset jít poslíčkem," pomyslila si; "to bude legračněvypadat, posílat dárky vlastním nohám! A jak podivněbude vypadat adresa!

Aan den Weledelen Heer Rechtervoet van Alice,
   Haardkleedje, bij de Haard,
     (met vriendelijke groeten)

Slovutná Alenčina Pravá Noha,
   Koberec,
    poblíž Stolu
     (s Alenčinými pozdravy).

   Maar wat ben ik eigenlijk een onzin aan het praten!’

   Bože můj, jaké to mluvím nesmysly!"

   Tegelijk stootte haar hoofd tegen het plafond van de zaal, zij was nu trouwens meer dan drie meter groot en ze pakte meteen het gouden sleuteltje van de tafel en holde naar de tuindeur.

   Vtom vrazila hlavou do stropu síně: vskutku byla už asi devět stop vysoká. Bez otálení vzala se stolku zlatý klíček a spěchala k zahradním dvířkám.

   Arme Alice! Ze kon wanneer ze op haar zij ging liggen ternauwernood met één oog de tuin in kijken, maar minder dan ooit had ze kans om erin te gaan wandelen. Ze ging weer op de grond zitten en begon te huilen.

   Ubohá Alenka! Vše, co mohla udělat, bylo lehnout si na bok a dívat se do zahrady jedním okem; dostat se dvířky bylo beznadějnější než kdy jindy, a Alenka si sedla a dala se znovu do pláče.

   ‘Je moest je schamen,’ zei Alice, ‘een grote meid zoals jij (en daar had ze wel gelijk in!) en dan zo zitten huilen. Wil je er wel eens dadelijk mee ophouden!’ Maar ze ging er rustig mee door en ze huilde liters tranen, tot die een groot meer vormden om haar heen, dat wel een meter diep was en tot half in de zaal door liep.

   "Mohla byste se stydět," řekla si po chvíli, "taková velká holka," (to mohla po pravdě říci) "a takhle brečet! Tu chvíli aťmi přestanete - no, co jsem řekla!" Ale plakala dál, roníc vědra a vědra slz, až kolem ní byla velká louže, asi čtyři palce hluboká a pokrývající celou polovinu síně.

   Na een poosje hoorde zij een zacht getrippel van voeten in de verte en zij veegde haastig haar tranen af om te zien wie daar aankwam. Het was het Witte Konijn, dat terugkwam; prachtig gekleed, met een paar witte glacéhandschoenen in zijn ene hand en een grote waaier in de andere; hij kwam in een reuze haast aanhollen en mompelde bij zichzelf: ‘O de Hertogin, de Hertogin! O wat zal ze woedend zijn, dat ik haar heb laten wachten!’ Alice was zo wanhopig, dat zij aan iedereen hulp zou hebben gevraagd; en daarom zei ze ook, toen het Konijn in haar buurt kwam, heel zacht en bedeesd: ‘Ach, meneer -’. Het Konijn schrok geweldig, liet de witte glacéhandschoenen en de waaier vallen en rende weg in de duisternis zo hard als hij kon.

   Po chvíli zaslechla v dálce lehké cupitání a spěšněsi osušila oči, aby viděla, kdo přichází. Byl to Bílý Králík, který se vracel nádherněoblečen a držel v jedné ruce pár bílých rukaviček a ve druhé velký vějíř. Cupital kolem ve velkém spěchu, bruče si k sobě: "O, vévodkyně! Ó, vévodkyně! Ta bude divá, že jsem ji nechal tak dlouho čekat!" Alenky se zmocňovala taková zoufalost, že byla odhodlána obrátit se o pomoc na kohokoli; když se tedy Králík přiblížil, začala tichým, nesmělým hláskem: "Prosím, pane..." Králík sebou prudce trhl, upustil vějířa bílé rukavice a odpelášil do temna, jak jen rychle dovedl.

   Alice nam de waaier en de handschoenen op en daar het erg warm was in de zaal, begon zij zich al pratend met de waaier wat koelte toe te wuiven. ‘Wat een rare dag is het toch vandaag! En gisteren was alles nog heel gewoon. Zou ik vannacht misschien veranderd zijn? Even kijken, was ik dan mijzelf, toen ik vanmorgen opstond? Ik geloof eigenlijk wel dat ik me een beetje anders voelde. Maar als ik niet mezelf ben, wie ter wereld ben ik dan?’ En zij ging al de kinderen van haar leeftijd na, die zij kende, om te zien of zij misschien in een van hen veranderd was.

   Alenka zvedla vějířa rukavice, a jelikož bylo v síni velmi horko, začala se ovívati, neustávajíc v mluvení: "Bože, Bože, jak je to dnes všechno podivné! A včera š1o všechno docela jako jindy. Což jsem se přes noc změnila? Počkejme: byla jsem táž jako včera, když jsem se dnes ráno probudila? Skoro si vzpomínám, že jsem se necítila ve své kůži. Nejsem-li však táž jako včera, musím se ptát, kdo u všech všudy jsem? Aha, to je ta velká hádanka!" A začala probírat všechny známé děti, které s ní byly stejného věku, aby viděla, nezměnila-li se v některé z nich.

   ‘Ik weet zeker, dat ik Ada niet ben,’ zei ze, ‘want zij heeft heel lange krullen en mijn haar krult helemaal niet; en Mabel kan ik ook niet zijn, want ik weet een hele boel en zij weet bijna niets. Trouwens, zij is zij, en ik ben ik, ach, ach, wat is dat toch allemaal moeilijk! Ik moet eerst kijken of ik nog alles weet wat ik vroeger wist: 4 × 5 is 12 en 4 × 6 is 13 en 4 × 7 -, maar lieve help, zo kom ik nooit aan de twintig. Nu, de tafels van vermenigvuldiging doen er ook niet veel toe, ik zal het eens met aardrijkskunde proberen. Londen is de hoofdstad van Parijs en Parijs is de hoofdstad van Rome - nee, dat kan niet, ik weet zeker, dat dat allemaal verkeerd is. Ik moet Mabel zijn geworden! Laat ik eens proberen of ik “Hoe vrolijk plast de krokodil” nog op kan zeggen.’ En zij legde haar handen in haar schoot alsof zij een les op zei en begon, maar haar stem was hees en vreemd en de woorden klonken anders dan vroeger:

   "Jistěnejsem Anča," řekla si, "protože ta má dlouhé kudrnaté vlasy, a mněse vlasy nekudrnatí, kdybych dělala co dělala; a jistěnemohu být Mařka, protože umím spoustu věcí, a Mařka - oh, ta toho umí tak málo! A mimo to, ona je ona, a já jsem já, a - bože můj, jak je to všechno zmatené! Musím zkusit, umím-li všechny věci, které jsem umívala. Počkejme: čtyřikrát pět je dvanáct, a čtyřikrát šest je třináct, a čtyřikrát sedm je - -ó, božínku! Takhle bych se nikdy nedostala k dvaceti! Ale konečně, násobilka nic neznamená: zkusme zeměpis. Praha je hlav ní město Vídně, Vídeňje hlavní město Paříže, a Paříž... Ne, to je všechno špatně, úplněšpatně! Musila jsem se proměnit v Mařku! Musím zkusit nějakou básničku, třeba: Běžel zajíc..." Postavila se způsobně, složila ruce v klín, jako kdyby stála ve škole a odříkávala úlohu, a začala deklamovat; ale její hlas zněl drsněa cize, a slova básničky, která jí přicházela na jazyk, nebyla také táž jako obyčejně:

‘Hoe vrolijk plast de krokodil
 In 't water met zijn snuit,
 Hoe vriendlijk spreidt hij als hij wil
 Zijn klauwen naar u uit!

"Běžel zajíc kolem plotu,
 roztrhal si v hrdle notu.
 Kantor mu ji zašít spěchal,
 v hrdle mu však jehlu nechal.
 Zajíci teďskřípá nota
 jako kantorova bota."

Hoe uitermate lief is het
 Wanneer hij in het rond
 De vissen welkom toeroept met
 Een glimlach om zijn mond!’

   ‘Ik geloof nooit dat dat de goede woorden zijn,’ zei de arme Alice, en haar ogen kwamen opnieuw vol tranen, toen zij verder praatte. ‘Ik moet Mabel zijn geworden en dan moet ik in dat kleine huisje wonen en dan heb ik bijna geen speelgoed en moet ik een heleboel huiswerk maken! Neen, daar heb ik geen zin in, als ik Mabel ben, blijf ik hier beneden! En ze hoeven heus niet naar beneden te roepen: ‘Kom naar boven schat,’ ik zal alleen maar opkijken en zeggen: ‘wie ben ik dan, zeg me eerst wie ik ben,’ en als ik het dan prettig vind om die iemand te zijn, ga ik naar boven en als ik dat niet vind, blijf ik hier tot ik weer een ander ben geworden, maar o, o,’ riep Alice, terwijl zij plotseling weer in tranen uitbarstte, ‘ik wou dat ze hun hoofden maar door het konijnenhol staken, ik heb er zo verschrikkelijk genoeg van om hier alleen te zijn!’

   "Ne, tohle jistěnejsou správná slova," řekla ubohá Alenka, a oči se jí znovu zalily slzami, jak pokračovala: "To už jsem jistěMařka, a budu muset jíst a bydlet v tom ošklivém malém domku, a nebudu mít skoro žádných hraček, a ó! tolik věcí se budu muset učit! Ne, v téhle věci jsem se rozhodla: jestliže jsem Mařka, zůstanu zde dole! Nic jim to nebude platno strkat sem hlavy a říkat: ,Drahoušku, pojďk nám sem nahoru!` Podívám se jenom vzhůru a řeknu: ,Kdo tedy jsem? To mi řekněte napřed, a teprve jestliže se mi bude líbit být tou osobou, vyjdu ven; jestliže ne, zůstanu zde dole, dokud nebudu někým jiným` -- ale, ó božínku!" zvolala v náhlém přívalu slzí, "kéž by sem někdo jen chtěl strčit hlavu! Mne už to tak mrzí být tu samotna!"

   Terwijl zij dit zei, keek ze naar haar handen en ze was erg verrast, toen zij zag, dat ze een van de witte handschoentjes van het Konijn aan had getrokken. ‘Hoe kan ik dat nu gedaan hebben,’ dacht ze, ‘dan moet ik intussen kleiner worden.’ Zij stond op en ging naar de tafel om zich daaraan te meten en ze merkte, dat ze nog ongeveer zestig centimeter groot was en snel in elkaar kromp; ze begreep al gauw dat dat kwam door de waaier, die zij nog altijd vast hield en zij liet die onmiddellijk vallen om te voorkomen dat zij helemaal weg zou krimpen.

   Když to dořekla, podívala se dolůna své ruce a s úžasem zjistila, že si při té řeči natáhla jednu z Králíkových rukavic. "Jak sejen tohle mohlo stát?" pomyslila si. "To se zase musím zmenšovat." Vstala a šla ke stolu, aby se podle něj změřila, a shledala, že je, pokud mohla odhadnouti, asi dvěstopy vysoká a že se stále kvapem zmenšuje. Brzy přišla na to, že to zmenšování způsobil vějíř, který držela, i odhodila jej honem - zrovna včas, že unikla úplnému scvrknutí se v nic.

   ‘Dat was op het kantjeaf,’ zei Alice, nogal geschrokken van deze plotselinge verandering, maar toch erg blij, dat ze nog leefde, ‘en nu naar de tuin!’ en zij holde zo hard als ze kon naar het deurtje; maar ach! dat was weer dicht en het gouden sleuteltje lag net als vroeger op de glazen tafel ‘en nu ben ik er slechter aan toe dan ooit,’ dacht het arme kind, ‘want ik ben nog nooit zo klein geweest als nu, nog nooit. En ik vind heus dat het nu wel een beetje te erg wordt.’

   "To jsem ale šťastněvyvázla!" řekla si Alenka, hodně ulekaná náhlou změnou, ale šťastná, že se vidí ještěna světě. "A teďdo zahrady!" a běžela, jak nejrychleji dovedla, k malým dvířkám. Ale běda! dvířka byla opět zavřena a zlatý klíček ležel opět na skleněném stolku, "a to je horší, než to bylo," myslilo si ubohé dítě, "neboťjsem nikdy nebyla tak malá, jako jsem teď- nikdy! A to je na mou věru velmi, velmi zlé!"

   Ineens gleed ze uit en het volgende ogenblik lag ze tot haar kin in zout water. Eerst dacht ze dat ze op een of andere manier in zee was gevallen, ‘en als dat zo is, kan ik terug met de trein,’ zei ze bij zichzelf. (Alice was één keer in haar leven naar zee geweest en zij dacht nu, dat, waar je ook bent aan de Hollandse kust, er overal badkoetsjes in zee zijn, en kinderen aan het strand, die met houten schoppen kuilen graven, en dan een rij hotels en daarachter een station).Maar al spoedig begreep ze dat ze in het meer van de tranen terecht was gekomen, die zij gehuild had, toen ze drie meter groot was.

   Jak vyřkla tato slova, uklouzla jí noha, a v mžiku, plác! byla po krk ve slané vodě. První, co jí napadlo, bylo, že nějak spadla do moře, "a v tom případěse vrátím domůvlakem," řekla si k sobě. (Alenka byla jednou s rodiči u moře a její představa mořského břehu od té doby byla řada kabin na svlékání, děti, hrabající v písku dřevěnými lopatkami, vzadu řada domůa za nimi železniční stanice.) Brzy však přišla na to, že se octla ve velké louži slz, které naplakala, když byla devět stop vysoká.

   ‘Ik wou dat ik niet zoveel gehuild had,’ zei Alice, terwijl zij rondzwom om de vaste grond terug te vinden. ‘En nu zal ik daar mijn straf voor krijgen en in mijn eigen tranen moeten verdrinken! Dat zou toch wel heel gek zijn. Maar vandaag gaat alles even gek.’

   "Kéž bych byla tolik neplakala!" řekla Alenka, plavajíc v louži a hledajíc, jak by se z ní dostala ven. "Teďza to budu, myslím, potrestána tím, že se utopím ve vlastních slzách! Bude to podivné - ale všechno je dnes tak podivné..."

   Toen hoorde ze een eindje verder iets plassen in het meer en ze zwom er naar toe, om te kijken wat het was; eerst dacht ze dat het een walrus of een nijlpaard moest zijn, maar toen bedacht ze dat ze nu zelf erg klein was en ze zag dat het enkel een muis was, die net als zij in het water was geraakt.

   Vtom zaslechla opodál jakési šplouchání a plavala tím směrem, aby se přesvědčila, co to je: nejprve se domnívala, že to je jistěnějaký mrož nebo nosorožec, pak se však upamatovala, jak je teďmaličká, a brzy rozpoznala, že je to jen myš, která do louže sklouzla asi stejnějako ona.

   ‘Zou het zin hebben om die muis aan te spreken?’ dacht Alice. ‘Er gebeuren hier beneden zoveel rare dingen, dat ik het eigenlijk heel gewoon zou vinden als hij kon praten; in elk geval, baat het niet, dan schaadt het niet.’ En zij begon: ‘O Muis, weet u ook hoe ik uit dit meer kan komen? Ik ben erg moe van het zwemmen geworden, o Muis.’ (Alice dacht dat dit wel de juiste manier moest zijn om een muis aan te spreken; zij had dat nog wel nooit geprobeerd, maar zij herinnerde zich, dat zij eens in de Latijnse grammatica van haar broer had zien staan: een muis, van een muis, aan een muis, een muis, o muis). De muis keek haar tamelijk nieuwsgierig aan en het leek of hij haar een knipoogje gaf, maar hij zei niets.

   "Bude mi co platno k téhle myši promluvit?" pomyslila si Alenka. "Všechno je tu dole tak neobyčejné, že si myslím, že i myš bude mluvit; rozhodněvšak za pokus tostojí." Tak začala: "Ó Myško, neznáte cestu z tohoto jezera? Jsem už velmi unavena plaváním, ó Myško!" (Alenka se domnívala, že tohle je správný způsob, jak oslovit myš: nikdy předtím k myši nemluvila, vzpomněla si však, že viděla v bratrovělatinské gramatice: "Žába - žáby - žábě- žábu - ó žábo!") Myš se nani podívala jaksi zpytavěa neříkala nic; Alence se však zdálo, že na ni mrkla jedním očkem.

   ‘Misschien verstaat hij geen Nederlands,’ dacht Alice; ‘het kan best een Franse muis zijn, die met Napoleon mee is gekomen’ (want al had Alice altijd heel braaf haar geschiedenis geleerd, ze wist nooit zo erg goed hoe lang geleden iets was gebeurd). En daarom zei ze ‘Où est ma chatte?’; dit was namelijk de eerste zin uit haar Franse leerboek. De Muis sprong plotseling boven het water uit en sidderde van angst over zijn hele lichaam. ‘O, neemt u me alstublieft niet kwalijk,’ riep Alice vlug, bang dat zij de gevoelens van het arme dier had gekwetst, ‘ik vergat dat u niet van katten houdt.’

   "Možná že nerozumí česky," pomyslila si Alenka; "to bude, počítám, německá myš, která sem přišla s Jindřichem Ptáčníkem." (Vidíte, že se vší svou znalostí historie Alenka neměla jasné představy, jak dávno se co stalo.) Začala tedy znovu: "Wo ist meine Katze?", což byla první věta v její německé čítance. Myš prudce vyskočila z louže a Alence se zdálo, že se třese po celém těle hrůzou. "Ó, prosím za odpuštění!" zvolala spěšně, plna strachu, že se dotkla citů ubohého zvířátka. "Zapomněla jsem, že nemáte ráda koček."

   ‘Dat ik niet van katten houd,’ riep de Muis met een schrille, opgewonden stem. ‘Zou jij van katten houden in mijn plaats!’

   "Nemám ráda koček!" zapískla Myš rozčileně. "Měla byste vy ráda kočky, kdybyste byla mnou?"

   ‘Misschien niet,’ zei Alice sussend, ‘weest u maar niet boos. En toch zou ik u wel eens onze Dina willen laten zien, ik denk dat u best van katten zou gaan houden, als u haar eens kon ontmoeten. Het is zo'n snoes.’ Alice praatte half bij zichzelf verder, terwijl ze langzaam in het meer rondzwom, ‘en ze zit zo lief te spinnen bij de haard en haar poten te likken en haar gezicht te wassen, - en ze is zo lekker zacht om over te aaien - en ze kan geweldig muizen vangen - o, neemt u me niet kwalijk!’ riep Alice weer, want dit keer gingen alle haren van de muis overeind staan van woede en zij voelde dat zij hem nu werkelijk had beledigd. ‘We zullen er niet meer over praten, als u dat liever niet doet.’

   "Nu, možná že ne," řekla Alenka chlácholivě, "ale už se proto nehněvejte. -A přece bych si přála, abych vám mohla ukázat naši Mindu: myslím, že byste si zamilovala kočky, kdybyste ji viděla. To je vám takové mírné, drahé zvířátko," pokračovala Alenka, polo k myši a polo k sobě, plovajíc v louži, "a tak pěkněsedí u krbu a přede a olizuje si pacičky a umývá se - a je tak teploučká a měkoučká na chování - a tak ohromně dovede chytat myši - ó, prosím za odpuštění!" zvolala znovu, neboťtentokrát byla Myš celá zježená a Alenkacítila, že musí být doopravdy uražena. "Nebudeme o ní dál mluvit, nemáte-li to ráda."

   ‘Die is goed,’ riep de Muis, die beefde tot aan het puntje van zijn staart, ‘alsof ik over een dergelijk onderwerp zou willen praten! Onze familie haat katten; het zijn vieze, laaghartige, ongemanierde beesten! Laat mij dat woord nooit meer horen!’

   "Nebudeme - - vskutku!" křičela Myš, která se třásla od hlavy po ocas. "Jako kdybych já kdy mluvila o takovém předmětě! Naše rodina vždycky nenáviděla kočky: ošklivé, sprosté, nízké tvory! Aťuž to jméno neslyším!"

   ‘Nee natuurlijk niet!’ zei Alice, die graag van onderwerp wou veranderen. ‘Houdt u dan wel van honden?’ De Muis antwoordde niet en dus ging Alice verder: ‘Bij ons in de buurt hebben ze toch zo'n lief hondje. Dat zou ik u graag eens willen laten zien! Een terrier is het met heel heldere ogen, weet u, en met o zo lang bruin krulhaar! En als je iets weggooit, dan brengt hij het weer terug, en hij kan mooi zitten en om zijn eten vragen en allerlei andere kunstjes - ik weet ze niet eens meer allemaal - en hij is van een boer, weet u, die zegt dat hij wel honderd gulden waard is, hij zegt dat hij alle ratten doodmaakt en - o lieve help!’ riep Alice spijtig, ‘ik ben bang dat ik hem weer beledigd heb.’ Want de Muis zwom zo hard als hij kon weg en maakte een geweldige deining in het water.

   "Už ho nevyslovím, opravdu!" řekla Alenka, pospíchajíc změnit předmět rozmluvy. "Máte - máte ráda -- máte ráda - psy?" Myš neodpověděla, Alenka tedy dychtivěpokračovala: "U našich sousedůmají takového pěkného pejska, toho bych vám chtěla ukázat. Je to malý jezevčík a má taková chytrá očka, víte, a takovou dlouhou vlnivou hnědou srst! A donáší věci, které mu hodíte, a dovede se postavit a prosit o jídlo, a všechno možné dovede: - ani si to všechno nemohu vzpomenout- a patří zahradníkovi, víte, a ten říká, že je tak užitečný, a stojí za tisíce! A říká, že mu už pochytal všechny krysy, a - - oh, jemináčku!" zvolala Alenka lítostivým hlasem, "už jsem ji zase urazila!" NeboťMyš plavala pryč, jak nejrychleji dovedla, způsobujíc v louži úplné vlnobití.

   Ze riep hem heel vriendelijk na: ‘Lieve Muis, komt u toch terug, dan zullen we niet meer over katten of honden praten, als u dat niet prettig vindt!’ Toen de Muis dat hoorde, keerde hij zich om en zwom langzaam op haar af; zijn gezicht was erg bleek (van woede, dacht Alice) en hij zei met trillende stem: ‘Laten we naar de kant gaan, dan zal ik je mijn geschiedenis vertellen en dan zul je begrijpen waarom ik katten en honden haat.’

   Alenka na ni tedy zavolala konejšivě: "Myško, drahá! Vraťte se, drahoušku, a nebudeme už mluvit o kočkách ani o psech, nemáte-li jich ráda!" Kdyžto Myš uslyšela, obrátila se a zvolna plavala zpět: byla ve tváři úplněbledá (hněvem, pomyslila si Alenka) a řekla hlubokým, chvějícím se hlasem: "Pojďme na břeh a já vám povím příběh svého života a porozumíte, proč nenávidím kočky a psy."

   Het was trouwens hoog tijd om weg te gaan, want het meer was helemaal vol met vogels en andere dieren die er in waren gevallen: er was een Eend bij en een Dodo, een Papegaai en een jonge Arend en een hele boel andere vreemde beesten. Alice ging voorop en het hele gezelschap zwom naar de kant.

   Byl nejvyšší čas, neboťlouže začínala být pomalu přeplněna zvířaty a ptáky, kteří do ní spadli: byla mezi nimi kachna a papoušek Lora, dokonce jeden Blboun, kterému říkali Dodo, orlík a několik jiných podivných stvoření. Alenka vedla a celá společnost plavala ke břehu.

Text from www.dbnl.org